Iedere dag loopt het meisje (niet omdat het kan, maar omdat het moet) een paar keer naar de brievenbus.
Gelukkig kán het ook.
Ze loopt niet naar de brievenbus om er iets uit te halen, maar om haar lichaam weer te laten wennen aan beweging. Heel rustig, op vertrouwd terrein.
Nu denk je misschien: “De brievenbus? Die zit bij mij gewoon in de voordeur.”
Ja, dat is vaak zo. Maar bij haar staat de brievenbus op honderd meter van het huis. En dat betekent: honderd meter heen, honderd meter terug. Elke stap telt.
Vandaag kwam er iets nieuws bij: een stukje wei. Ook dat ligt op haar eigen terrein, dus veilig om te lopen. Daar, tussen het gras, ontdekt ze kleine dingen om blij van te worden.
Plantjes die hun kopje net boven het maaiveld uitsteken. Bloemetjes die zachtjes in de wind meebewegen.
Soms moet ze zichzelf tegenhouden om niet te bukken en ze op te rapen of uit te trekken. Dát mag ze nog niet.
Bij de brievenbus is vaak het hondje. Het hondje loopt altijd mee en dan nog even verder, en komt dan met een boogje weer terug. Samen gaan ze dan richting de wei.
In de wei staat een zwembad. Daar gaat het meisje nog even niet in. Ze mag nog niet in bad. Gelukkig is het nu ook niet zo warm dat het water haar te hard lonkt.
En dan, na het rondje door de wei, staat daar het bankje. Haar bankje.
Daar gaat ze zitten, laat haar voeten rusten en haar gedachten stromen.
En zo wordt het elke dag: het meisje, de brievenbus, de wei en het bankje.
En op dat bankje komen de mooiste gedachten boven, over alles wat ze onderweg heeft gezien op dat kleine, veilige pad tussen de brievenbus, de wei en haar plek in de zon.