de derde kuur

uit-zitten en accept-eren

De derde kuur is pittig. Al op de tweede dag merkte ik dat de bijwerkingen eerder en heftiger kwamen dan de vorige keren.

Vandaag is het dag 4. Die ben ik begonnen zonder slaap, want dat lukte vannacht niet.

Wat me het meest parten speelt, is het verlies van energie. De vermoeidheid die me soms plotseling overvalt, alsof iemand de stekker eruit trekt. Van het ene op het andere moment is het op. Dan breekt het zweet me uit en moet ik gewoon gaan zitten.

Het lastige is dat je het niet ziet. Voor mijn omgeving lijkt het alsof er niks aan de hand is. En dat maakt het soms ingewikkeld. Ik wil wél en dat maakt dat ik dan toch de neiging heb te veel te doen. Dus stond ik gisteren te draaien op mijn benen toen ik bij de bakker even wat broodjes haalde voor de mannen. Ik durf nu even niet te fietsen en zeker niet in de auto te stappen.

De gewrichts- en spierklachten zijn stevig en ik voel me zwak en nutteloos. Het lukte me niet eens om even te koken. Iets wat normaal gesproken zo vanzelfsprekend voelt. Gelukkig bezorgt de Chinees aan huis!

Ondertussen werken de mannen hier keihard tegen de deadlines van de verbouwing aan. En natuurlijk zit dat soms tegen. Zeker nu de dagen korter worden, het regent en vroeg donker is.

Piet en Gerben draaien overuren, en mijn vader (86 inmiddels) staat gewoon op het dak planken te sjouwen en te schroeven. Ongelooflijk. En gelukkig waait er ook regelmatig hulp aan; gisteren kwam Oscar helpen en morgen is Jan er.

Waar ik vroeger volop meedraaide, kijk ik nu toe. En dat voelt dubbel. Ik ben dankbaar dat het werk doorgaat, maar het knaagt ook. Dat ik niet kan helpen, niet kan ontlasten. En dat ik Gerben soms alleen moet laten ploeteren, terwijl ik zelf op de bank zit met een lijf dat protesteert. Dat ik niet eens in staat ben om even een maaltijd te maken.

Maandag heb ik een gesprek in het ziekenhuis met de afdeling Ethiek en Zin. Daar kijk ik naar uit. Even praten over de niet-medische kant van dit hele proces. Over betekenis, over omgaan met machteloosheid, over hoe je ruimte maakt voor jezelf terwijl je lijf bepaalt.

Bij herstellen hoort ook mentale voeding. Fijn dat dat ook wordt aangeboden.

Het idee dat, wanneer week 3.1 voorbij is, ik op de helft van de chemotherapie ben, geeft me een soort horizon. Een punt om naartoe te bewegen. Een stille mijlpaal aan de verte van dit onbekende traject.

Valt het mee? Nee.
Valt het tegen? Ook niet.
Het ís gewoon wat het is.

Je weet simpelweg niet wat je kunt verwachten. Elke kuur heeft zijn eigen karakter, zijn eigen ritme, zijn eigen verrassingen. En dat maakt dat ik me telkens opnieuw moet afstemmen — op mijn lijf, mijn energie, mijn grenzen.

Soms is het een dag tegelijk. Soms een uur.

En toch… ergens tussen het wachten, het bijkomen en het weer opstaan, merk ik dat er iets groeit. Niet in kracht misschien, maar in vertrouwen. Dat ik dit aan kan. Dat ik onderweg ben. Weliswaar niet op de manier die ik zelf het liefst had gekozen, maar wel op de enige manier die nu klopt.

En het klopt. Want nu ik dit schrijf breekt de zon door en schijnt lekker recht in m’n gezicht. Klimt er een kitten op mijn schoot.
En ben ik blij met wat er is.

09E89F68-A7DF-42F1-B3EE-12E1442D8356_1_105_c